In het verleden gebruikte men vaak turf als brandstof voor de kachel. Door turfsteken(verwijderen van het veen) door de toenmalige inwoners ontstonden langzamerhand plassen en meren in het veen, die later werden drooggemalen. Het water werd – deels via de huidige ringvaart – geloosd op de rivier de IJssel. Zo ontstonden de polders, waaronder Alexanderpolder en de wijk Capelle Schenkel.
De polders
In de directe omgeving van Capelle zijn er veel polders, zoals te noemen valt de Eendrachtspolder en de Prins Alexanderpolder. Voordat dit gebied in de periode tussen 1750 en 1875 werd ingepolderd is het minstens drie keer van aanzien veranderd.
- Vóór de Middeleeuwen was het hier een moerassig veengebied waar nauwelijks mensen woonden. De boeren uit de omgeving zagen echter wel iets in het omzetten van de moerassen in bouwland. In de vroege Middeleeuwen hebben deze boeren het gebied in cultuur gebracht en er landbouwbedrijfjes gestart.
- Bouwland werd plas
- Op een goed moment werd het lucratiever om de grond af te graven dan deze te bebouwen. Dit was het gevolg van de grote vraag naar turf, de meest gebruikte brandstof uit die tijd. Turf bestaat uit aan elkaar geplakte en vermolmde lagen plantevezels. Als je natte turf droogt, kun je deze plantenresten goed stoken en gebruiken voor het verwarmen van huizen en het stoken van ovens. Zeker in de toenemende verstedelijking rond Rotterdam was er veel vraag naar turf.
- Plas werd weer bouwland
- Door de vele turfafgravingen ontstonden er rond de stad echter enorme plasgebieden. Sommige werden zo groot dat ze bij slecht weer een bedreiging voor de nabij wonende bewoners stad werden. Vanaf de 18e eeuw werden veel van deze plassen weer drooggelegd. Ze werden bedijkt en drooggemalen. In 1753 werd op die manier de Eendrachtspolder aangelegd en in 1874 de Prins Alexanderpolder. Die laatste heeft zijn naam te danken aan een vernoeming naar de zoon van koning Willem III.